Briefwisseling uit 1815

Voor zover ik weet het oudste geschrift in Nederland waarin de midwinterhoorn voorkomt met de woorden:
Middewinters Horen.
Ook het gebruik van de hoorn toen is omschreven in:
Comparanten verklaren alle dat met vijf à zes weken voor kersmis en speciaal op dien avond en nacht er veel wordt op geblazen, dog waar dit zijn oorsprong heeft is comparanten onbekend.
 
De tekst is omgezet vanaf een kopie van handschrift.  Hierbij heb ik de grootst mogelijke nauwkeurigheid in acht genomen. Indien er onverhoopt onjuistheden in de tekst voorkomen verneem ik dat graag. De gemeentearchivaris van Epe, Hattem en Heerde Dhr. Gerrit Kouwenhoven en Dhr. Peter Meerdink, Archivaris Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers, dank ik voor de onmisbare hulp bij het omzetten van de tekst.
Indien er ouder duidelijk materiaal bestaat waaruit het bestaan van de midwinterhoorn in Nederland blijkt, wil ik daarvan graag in kennis gesteld worden.
 
Ben Jonker,
Epe 2011.
 
 
Toelichting op de briefwisseling.
Er zijn 7 brieven.
Enige woorden en afkortingen:
Favorabel:              Gunstig.
Hondenslag:          (Nog) Niet kunnen achterhalen
Gerequireerde:      Verweerder tegens den welken eenig verzoek gedaan word
Missive:                   De term is afkomstig uit het Frans en wordt vaak gebruikt voor een                                          schriftelijke mededeling waarvan een bepaalde stelligheid uitgaat.
Poenaal:                  Strafwaardig
Suppediteeren:     Toereiken, verschaffen.
U.E.                            Uw Edeler.
U.E.G                        U Edel Gestrenge.
U wel Ed                  Uwe wel Edele.
Zij l.                           Zij lieden
 
 

De briefwisseling.
 
1 BLJ/VMB
 
Aan Den Heere Burgemeester van Gemeente Winterswijk
 
  1. Hoffman Ontvanger der ind. Belastingen te Winterswijk
Bes:3 junij
N°.275
 
Winterswijk den 3 Junij 1815.
 
De Commisen van de Indirecte Belastingen alhier, aan mij een en andermaal klagende te kennen gegeven hebbende, de tegenwerkingen welke zij l. telkens in den uitoefening hunner funktien moeten ondervinden van sommigen ingezetenen der Gemeente voor al wanneer zij l. op recherche of ter surveillance van ’s rijks middelen zich op de grenzen bevinden door het geven van seinen waardoor hunne verblijf ten dier plaatsen kenbaar gemaakt en alzo den smokkelaar gelegenheid gegeven word zijne gefraudeerde goederen te versteeken of in veiligheid te brengen.
Zo hebben Den Commis deurwaarder A.J. Roks en de sergeanten grensjagers Siezeling en Petrie zich bij mij op den 29e der maand mei in het bijzonder beklaagd over eene ontmoeting welke zij in den nademiddag van dier dag dat zij weder op survellance waaren hadden moeten ondervinden, in den buurschap Cotte bij de plaats van
G.J. Kunners, aan wier zij l. gezegt zij zich niet genoeg hadden kunnen afhouden, uit hoofde van de functie die zij op die hoogte vermeende te moeten neemen.
Nadien de zoon van G.J. Kunners, die met zijn vader aan het hout kappen was, zich niet had ontzien, dadelijk toen hij de voornoemde ambtenaren gewaar wierd zijn gereedschap weg te werpen , en uit eene na bij zijnde sloot een hoorn van schors op te grijpen en daar op zo geweldig te blaazen zo dat der zelven geluid meer dan een uur in den omtrek konde gehoord worden, welke gedrag bij den ambtenaaren voorzeker gegronde vermoedens tot kwade bedoelingen moest te weeg brengen, zo omdat op dat geluit wezenlijk verscheide menschen waaren aan gekoomen en zich op die plaats vertoonden als uit hoofde soortgelijken Seine en vooral het gebruik van dergelijke hoorns voor de weeder invoering der onbeschrevene middelen reeds gebeezigd wierden om de smokkelaaren van de vigilante of aan wezig heid der ambtenaaren te onderrigten
ten einden zich aan hunnen recherche te kunnen onttrekken. En daar zulke en dergelijke handelingen met den hoogst nadeelig voor rijks finantien zijn kunnen waar van dezen gemeente de duidelijksten bewijzen opleverd. Zo vindt den ondertekende bij afweezigheid van hogere ambtenaren der belastingen ter dezer plaatze zich verpligt U wel Ed van dezen entraves te moeten informeeren met dringende sollicitatien, om het gebruik van deze of dergelijke instrumenten zodanig te willen bepaalen en bespreken, dat ’s lands ambtenaaren daar door in den uitoefening van derzelven functie niet worden belet of verhindert en ’s rijks middelen door de seinen welke daar mede aan de smokkelaren gegeven worden geene verdere schade kan komen te lijden.
 
                                                                                                                             
De ontvanger der indirecte belastingen
  1. Hoffman

 
 2 BLJ/VMB
 
 
 
Aan
Den Heere Burgemeester der
Gemeente Winterswijk
 
 
Op heden den zevenden junij des jaars een duizend achthonderd en veertien zijn op daartoe gedane requisitie voor ons Burgemeester van Winterswijk gecompareerd Gerrit Jan Kunners oud drie en veertig jaren landbouwer woonachtig in de buurtschap Kotten in deeze gemeente en Hendrik Jan Kunners zoon van eerst genoemde, oud zeventien jaren bij zijn vader inwonende aan wie wij hebben voorgehouden dat zij lieden door den ontvanger der indirecte belastingen alhier bij missive van den 3e dezer maand bij ons zijn aangeklaagd, als zich ten aanzien van den commies deurwaarder H.J. Roks
en de sergeant grensjagers Siebelink en Petrie op den 29 mei j.l. onbehoorlijk te hebben gedragen, met ernstige vermaning om genoemde beambten in de uitoefening hunner functien niet te storen of hindernis toe te brengen, maar veeleer de behulpzame hand te bieden waarop door eerst genoemde is gezegd dat door hem nog door zijner zoon aan genoemde commies deurwaarder en grensjager eenige deminste verhindering in het uitoefenen hunner functie of het doen van recherche is toegebragt, maar in tegendeel zij beide door deezen beambte schandelijk zijn mishandeld geworden.
Zoodanig dat daarover klagte aan den commissaris van politie heeft gemaakt en den commies Roks tot herstel van schade voor het vredegericht heeft laten fiteeren.
Dat het geval eenvoudig was als volgt: —
Dat op de 29st meij j.l. hij Gerrit Jan Kunners met zijn zoon Hendrik Jan op een kleinen afstand van het huis bezig zijnde met hout houwen, terwijl Gerrit Jan te Bokkel en jan Derk Sikkink in de nabijheid bezig waren met hout te zagen. De comparanten door de moeder werden geroepen om thee te drinken. Dat eerste comparant hiervan de zagers had kennis gegeven en tweede comparant door blazen op een hoorn den verder afzijnden huisgenoten en arbeiders kennis had gegeven aan te komen thee drinken. Dat hierop zeer onverwagt den in dezen genoemden beambten waren komen aanlopen. Door den grensjager Petrie dadelijk de sabel was getrokken en eerste comparant op de borst gezeten ge zegt gij zijt de spitsboebe van Kotten. Hem willende dwingen meede naar het dorp te gaan, het welk door deezer geweigerd worden dan wierden de zoon Hendrik Jan door de commis deurwaarder H.J. Roks en grensjager Petrie aangevat terwijl men hem wilde dwingen het hoorn naar het dorp te brengen zulks door de vader belet worden. Dan wierp de commis deurwaarder H.J. Roks het horen tegen den grond en trapte het aan stukken zoo dat geheel onbruikbaar is geworden.
Op onze verder gedane navraag wat dit voor een horen geweest is, en waartoe hetzelve eigenlijk diende, zegt eerste comparant dat hetzelve voor ongeveer twintig jaren door hem en zijn broeder in navolging veele anderen zich in deeze gemeente te bevinden en gemaakt is                         
en Middewinters Horen genaamd word.
Dat deeze horens door hem en meer anderen gebruikt worden om de zich op eenige afstand bevindende huisgenoten en arbeiders op te roepen zoo als bij eenigen weinige door klokken geschied. Dat zij onkundig dat hierin enig kwaad zoude steeken, niet weinig bevreemd waren geweest door publieke ambtenaren op een brutale wijs daarover geattaqueerd te worden, en vermeenden eerder grote reden van klagten te hebben in plaats van beschuldiging te verdienen.
Terwijl comparanten zich voorts beroepen op Gerrit Jan ten Bokkel en Jan Derk Sikkink en hier niet meer bij te voegen hebbende, hebben deeze na duidelijke voorbereiding neffens ons getekend
 
G.J. Kunners                            H. Willing
 
H.J. Kunners
 
 

3 BLJ/VMB
 
 
10 junij  N° 123  commisen indirecte belastingen.
 
Aan den Gouverneur.
 
Den ontvanger der indirecte belastingen alhier, heeft mij bij missive van den 3 dezer kennis gegeven dat de commisen telkens in den uitoefening hunner functien van ingezetenen dezer gemeente tegen werkingen zouden ondervinden en dat speciaal G.J. Kunners en desselfs zoon op den 29 ste meij door het blazen op een hoorn hier in het surveilleeren hinderlijk zouden zijn geweest verzoekende dat het gebruik van horens door mij zouden worden verboden. Steeds bereidvaardig om zoo veel in mij is mee te werken ter bevordering van s’rijks belangen hebbende beklaagden voor mij ontboden en ten ernstigsten onders het oog gebragt het onbehoorlijke van zoodanig gedrag met  aanmaning  om zich voor alle tegenwerking te wagten, maar veeleer de beambten in het waarnemen hunner functien behulpzaam te zijn.
Daar egter beklaagden de tegen hun ingebragte klagten ten  sterkste ontkennen en in tegendeel meenen gegronde klagten tegen de genoemde beambten te hebben is het mij voorgekomen ten dezen zonder U.E. voorkennis niets naders te kunnen of moeten doen, waarom de vrijheid neem de ingewonnen informatien met copie de brief van den ontvanger de indirecte belastingen aan Uw Edele te suppediteeren.
 
NB Zie het procesverbaal hierover bij de brief van den ontvanger
n° 225 van het indicateur register
 
 

4 BLJ/VMB
 
 
Rec. 15 julij 1815  N° 326
 
N°4882
        48
 
1e divisie
 
Arnhem den 12 julij 1815
 
Tot heden U.E.G. antwoord niet hebbende ontvangen op mijne missive van den 20e der vorige maand
N° 6, wegens het gebruik der koehoorns op de grenzen uwer gemeente, en sedert het afgaan dier missive nieuwe klagten over dat onderwerp bij mij zijnde ingekomen, ook met betrekking tot andere genmeentens, zoo zend ik U.E.G. afschrift eener circulaire daarover aan de Burgemeesters van Aalten en de naburige grensgemeentens gericht, met invitatie om U.E.G. ook naar deszelfs inhoud te gedragen.
 
 
De Gouverneur der Provincie
Gelderland Dirk Reinhard Johan van Lijnden*
 
 
 
 
Aan den Heer Burgemeester
Van Winterswijk
 
 

5 BLJ/VMB
 
 
N° 4882
         48
 
1e Divisie                                 Arnhem den 12 Julij 1815
 
De directeur der indirecte belastingen in deze Provincie heeft mij berigt dat men op de grenzen van Gelderland en in het bijzonder in uwer gemeente er zich op toelegt om den sluikhandel te bevorderen door het daar zijn der commiesen door den zoogenaamden hondenslag of met het blazen op een hoorn te verkondigen en dus de fraudeurs van ’s lands middelen in tijds gelegenheid te geven om het gefraudeerde in zekerheid tegens recherche en weder over de grenzen te brengen. Het is de pligt der plaatselijke bestuuren om naar hun vermogen de rigtigen  invordering van ’s lands middelen te verzekeren gelijk de 22e en 24e Art. der generale ordonnantie op de invordering der middelen hun hiertoe gehouden verklaard. De strafwaardige collusien die ik U.E.G. hierboven schetste en waarvan U.E.G. niet onkundig kan noch mag wezen, behoorden dienvolgens door U.E.G. reeds voorlang tegengegaan te zijn, en daar zulks van uwe zijde geomitteerd is, ben ik voornemens hierin te voorzien; dienvolgens inviteer ik U.E.G.
1° Om mij te berigten of het gebruik der koehoorns
of van andere dierlijke geruchtmakende instrumenten binnen uwe gemeente in zwang zijn, het zij tot het verzamelen van werkvolk, van vee, of tot eenige andere locale eindens. 
2° Om inval, zulks het geval niet wezen mogt, het blazen op de koehoorns, of diergelijken, in de opene velden op eenen met overleg van den plaatselijken ontvanger der indirecte belastingen te bepalen afstand van de grenzen onder zekere poenaliteit te verbieden, terwijl indien het gebruik derzelve in uwer gemeente in zwang mogt gaan hetzelve aan bepaalde uren behoord te worden gerestringeerd, insgelijks onder zekere poenaliteit.
3° Om mij te berigten in hoeverre het U.E.G. bekend is dat er in uwe gemeente aanleiding gegeven is tot de bovenstaande klachten van den heere directeur der indirecte belastingen.
4° Om bij het ontwerpen der hierboven sub 2° vermelde ordonnantiën U.E.G. te gedragen, naar de bepalingen van het staatsblad N° 8 over dit jaar.
En daar het van belang is, dat in de plaatshebbende misbruiken ten dezen zonder verwijl worde voorzien, zoo inviteer ik  U.E.G, om voor den 15e der loopende maand aan deze mijne missive het bedoelde gevolg te geven.
 
De Gouverneur der Provincie
Gelderland Dirk Reinhard Johan van Lijnden*
 
 
 
 
Aan den Heer Burgemeester
Van Winterswijk
 
 

6 BLJ/VMB
 
 
Op heden den achttiende Julij des jaars achttienhonderdvijftien ‘s namiddags vijf uur zijn voor ons Burgemeester van Winterswijk gecompareerd den navolgende personen alle inwoonders dezer gemeente aan de Munstersche grenzen te weten Abraham Esselink oud vijf en dertig jaren, Jan Berend te Kulve oud vijf en dertig jaren, Hendrik Jan Sikkink, oud vijf en vijftig jaren Johannes Bernardus Harmanus Mensink oud vijf en twintig jaren, Jan Derk Sellink oud zes en veertig jaren en Jan Berend Bennink oud vier en veertig jaren alle landbouwers dewelke expres voor ons hebben ontboden tot het inwinnen van eenige informatien ten welke einde aan hun lieden de volgende vragen heb voorgesteld.
Ten eersten. Of hunlieden bekend is dat in deeze gemeente en speciaal in hunne nabuurschap op de grenzen gebruik wordt gemaakt van koe of andere hoorns of van andere diergelijke gerucht makend of seingevend instrumenten het zij tot het verzamelen van werkvolk van hier of tot eenige andere plaatselijke eindens! Waarop eerste comparant antwoord: Ja vooral in den oogst tot het bijeenverzamelen van het werkvolk ter maaltijd of tot het weder hervatten der arbeid.
Tweede comparant antwoord: Zegt hetzelve en dat in zijne nabuurschap daartoe wel gebruikt wordt een tafel of beddelaken het welk aan een stok wordt opgestoken om de in het veld op het veen zijnde als wonende comparant aan de veldkant bij het Burlosche veen te kennen te geven dat het middag is, het geen voor jaren reeds in gebruik is.
Derden comparant zegt: Dat in zijne nabuurschap reeds voor lange jaren ’t gebruik van hoorns in zwang is.
Vierden comparant zegt: Niet alleen dat hem zulks bekend is maar dat reeds voor meer dan twintig jaren aan zijn huis een hoorn in gebruik is dienende ter verzameling van het werkvolk en van het vee.
Vijfden comparant: Zegt dat hij alle dagen in zijn nabuurschap hoort blazen op hoorns het geen reeds voor langen jaren in gebruik is.
Zesden comparant: Zegt dat hem zeer wel bekend is dat het blazen op hoorns of andere instrumenten om te kennen te geven dat het middag of tijd van rusten is reeds voor lang in zijnen nabuurschap in gebruik is geweest alsmede dat hij zelf zich er wel van bediende egter niet dan wanneer zijn werkvolk ver van huis af was. Ten tweeden of in dien diergelijke hoorns of signalementen in zwang zijn dezelfde ook tot eenige andere einden dienen en welken?
Comparanten verklaren alle dat met vijf à zes
weken voor kersmis en speciaal op dien avond
en nacht er veel wordt op geblazen, dog waar
dit zijn oorsprong heeft is comparanten
onbekend.
Ten derden of hunlieden ook bekend is dat het in deeze gemeente en speciaal in hun lieder nabuurschap op de grenzen er wordt optoegelegd om den sluikhandel te bevorderen door het daarzijn der commisen door den zogenaamden hondenslag of het blazen op hoorns te verkondigen dus de fraudateurs van ’s lands middelen in tijdsgelegentheid te geven om het gefraudeerde in zekerheid tegen recherche en weder over de grenzen te brengen.
Comparanten verklaren alle eenparig dat hun onbekend is dat er hoorns gebruikt worden tot het geven van seinen om den sluikhandel te bevorderen, alsmede dat hun de hondenslag geheel onbekend is.
Aldus dit procesverbaal opgemaakt en na duidelijke voorlezing door de comparanten nevens ons getekend ten dag en jaar als in het hoofd dezer vermeld.
 Esselink
J.B te Kulve
H.J Sikkink Willing
B. H. Mensink Sellink
J.B. Bennink
 
 

 
7 BLJ/VMB
 
1815
19 julij
N° 168
Hoorns
 
 
                  Aan de gouverneur
 
Ik ben door ziekte buiten staat geweest om den nodige informatien in te winnen en het in U.E.D. missive van Den 20 junij l.l. N° 4445 1e divisie gerequireerd rapport over het gebruik van hoorns in deeze gemeente te suppediteeren en ofschoon nog mijn kamer houdende durf na ontvangst van U.E. aanschrijving van den iz dezer maand N° 4882 1e divisie daar meede niet langer wagten.
                                                                        48
Ik heb alnu de eer te zeggen dat ik ja dikwils buiten zijnde in onderscheiden gedeelte dezer gemeente heb horen blazen op horens of dergelijke gerugt makende instrumenten. Dat het mij egter nimmer in de gedagten is gekomen dat zulks zijn zoude om den sluikhandel te favoriseren Veelmin nog daarvan nooit iets ter kennis is gekomen voor de daarover bij mij ontvangen missiven van den ontv. Der indirecte belastingen waarvan den 10 junij N° 143 de eer had U.E.
kennis te geven.
Ik heb dienvolgens al nu informatien deswegens moeten inwinnen waarvan de eer heb copie hierbij te voegen; welke informatien mij van zoodanigen aard zijn voorgekomen dat alvorens aan art.2 van uw aanschrijving van den 12 dezer te voldoen de vrijheid neeme te verzoeken met U.E. nadere dispositie ten dezen te mogen worden beëerd.
 
 

 Einde
 
 
 
 
 
Vervolg in het brievenboek. Is andere zaak.
Aan J. Kosterman te Amsterdam
Ingevolge …..  ………. Van den 13 dezer
heb de eer hierbij over te leggen declaratie
wegens geleverde fourage ten bedrage
van f 955-13-.zijnde de prijs van geleverde
be.eken na de gemagdigden middelprijs dewelke
ons mede van het gebrek aan haver dat er
bestond, niet minder heeft nimmer gesteld.